Alex Kroes zit er ontspannen bij. Natuurlijk zit hij er ontspannen bij. Als je net 8000 woorden hebt gebruikt om uit te leggen dat niets jouw schuld is, mag je wel even achterover leunen. De man heeft het allemaal uitgedacht: de media zijn hysterisch, de structuur is ingewikkeld, de supporters zijn verwend, en hijzelf? Hij is gewoon een beetje introvert. Een stille denker tussen de schreeuwers. Een realist tussen de dromers.
Wat een onzin.
Kroes presenteert zich als het slachtoffer van een Ajax-machine die hem niet begrijpt. “Mensen vinden mij een patjepeeër,” zegt hij, om vervolgens te verzekeren dat pluche hem geen reet interesseert. Prachtig. De man die bewust de stap maakte van zaakwaarnemer naar technisch directeur van de grootste club van Nederland, wil ons doen geloven dat hij eigenlijk helemaal niet van de spotlights houdt. Hij moest “letterlijk uit zijn comfortzone stappen.” Arme Alex. Gedwongen om technisch directeur van Ajax te worden. Met het pistool op zijn hoofd naar de Johan Cruijff ArenA gesleurd.
Het is een meesterlijke truc: jezelf neerzetten als de nuchtere buitenstaander die de waarheid durft te spreken, terwijl je ondertussen de club waar je leiding aan geeft systematisch klein praat. “Als we met 1-0 verliezen van Inter ben ik niet ontevreden,” zegt hij. Tegen zijn eigen trainers. Vooraf. Stel je de gezichten voor in die vergaderruimte. De technisch directeur van Ajax die van tevoren al vrede heeft met verlies. Het is alsof Rembrandt tegen zijn leerlingen zou zeggen: “Als het een beetje op een mens lijkt, ben ik al blij.”
En dan die vergelijking met Marseille. “3-0 voor Marseille,” voorspelde Kroes. Alsof hij daar trots op moet zijn, op zijn eigen defaitisme. Alsof het een vorm van wijsheid is om van tevoren al te capituleren. Hij noemt het realisme. Maar realisme is niet hetzelfde als berusting. Realisme is de werkelijkheid onder ogen zien en daar iets mee doen. Wat Kroes doet is de werkelijkheid onder ogen zien en zeggen: “Nou ja, het is zoals het is.”
Het mooiste moment – en ik moest het drie keer lezen om te geloven dat hij het echt zei – is als Kroes verklaart dat Ajax vorig seizoen “eigenlijk te snel tweede is geworden.” Te snel tweede. Bij Ajax. Laat dat even doordringen. De club die in haar gouden jaren vond dat tweede plaats een mislukking was, heeft nu een technisch directeur die vindt dat tweede plaats te ambitieus was. Het is alsof je hoort dat de chef-kok van een sterrenrestaurant zegt: “Eigenlijk was die Michelinster een beetje voorbarig, we hadden beter nog een paar jaar magnetronmaaltijden kunnen serveren.”
Die tweede plaats was volgens Kroes “een boemerang.” Want nu verwachten mensen dingen. Zoals winst. Of mooi voetbal. Of een trainer die langer dan acht wedstrijden meegaat voordat het hele stadion begint te morren. Onredelijke eisen, natuurlijk, voor een club als Ajax.
Kroes wil dat we “afkicken” van onze verwachtingen. Prachtig woord. Alsof ambitie een verslaving is waar je vanaf moet. Alsof het verlangen naar mooi voetbal een junkie-gedachte is die we moeten loslaten. “Accepteer nou met z’n allen dat er een nieuwe werkelijkheid is,” zegt hij. En die nieuwe werkelijkheid is er één waarin Ajax blij moet zijn met 3-3 tegen Sparta. Waarin James McConnell op huurbasis een acceptabele oplossing is. Waarin de technisch directeur van tevoren al inschat dat we gaan verliezen.
Het interview is doorspekt met momenten waarop Kroes zich presenteert als de eenzame waarheidsspreker. Hij kijkt “niets,” hij leest “tien procent” van wat er over hem geschreven wordt, hij heeft een “olifantenhuid” ontwikkeld. De man is immuun voor kritiek, want kritiek komt van mensen die het niet begrijpen. Die informatiejunkies die acht uur per dag op hun telefoon zitten. Die media die Ajax zien als “een magneet voor hun eigen verdienmodel.” Iedereen heeft het mis, behalve Alex.
En ondertussen? Ondertussen legt hij uit dat Henderson moest vertrekken vanwege “een afspraak,” maar dat er geen vervanger kwam omdat we “financieel scherp aan de wind zeilen.” Ondertussen vertelt hij dat het spelersbudget teruggebracht wordt van 55 naar 30 miljoen, alsof dat een prestatie is. Ondertussen zegt hij dat hij “volledig” achter Heitinga staat – en iedereen die ooit voetbal heeft gevolgd weet dat “volledig” het woord is dat een trainer hoort vlak voordat hij ontslagen wordt.
Kroes vergelijkt Heitinga met Arteta. Arteta werd achtste en vijfde in een absolute topcompetitie waar er niet zoiets als Heracles Almelo bestaat. Maar Arteta is een reden dat Heitinga dus ook mag aanmodderen. Het is een briljante drogreden. Arteta kreeg tijd, geld en vertrouwen om een visie uit te bouwen bij een club die al jaren geen kampioen was geweest. Heitinga krijgt een selectie waarvan de technisch directeur van tevoren al zegt dat verliezen acceptabel is. Dat zijn geen vergelijkbare situaties. Dat is appels vergelijken met een lege fruitschaal.
Het meest verontrustende is niet eens wat Kroes zegt, maar hoe hij het zegt. Met die ontspannen houding. Die open blik. Die spraakzaamheid. Hij is oprecht overtuigd van zijn eigen gelijk. Hij gelooft echt dat hij de volwassene in de kamer is, de nuchtere stem tussen de hysterici. Hij ziet zichzelf als de man die Ajax door moeilijke tijden loodst, terwijl hij in werkelijkheid de man is die de lat zo laag legt dat je er met een kruipende baby onderdoor komt.
“Ik weet waar we vandaan komen,” zegt Kroes. Ja Alex, dat weten we. Ajaxfans komen van De Jong, De Ligt en Ziyech. Van Tadic die de bal liet zingen. Van een halve finale Champions League waarin de wereld voor Ajaxliefhebbers even stilstond. En waar gaat Ajax nu naartoe? Naar een technisch directeur die van tevoren al blij is met 1-0 verlies. Naar een club die “te snel” tweede werd. Naar een nieuwe werkelijkheid waarin we vooral niet te veel moeten verwachten.
Kroes noemt zichzelf Ajacied. Maar een echte Ajacied gaat de wedstrijd niet in met de gedachte dat verliezen oké is. Een echte Ajacied legt de lat niet lager omdat het makkelijker is. Een echte Ajacied accepteert niet dat middelmatigheid de nieuwe standaard is. Ik kon me er als Feyenoorder altijd behoorlijk aan ergeren aan die arrogantie. Maar het hoorde wel bij Ajax.
De prediker van het realisme, noemen ze hem. Maar wat hij predikt is geen realisme. Het is een evangelie van kleinheid. Een doctrine van bescheidenheid. Een filosofie waarin Ajax niet meer de maatstaf is, maar zich moet aanpassen aan de maatstaf van anderen.
En het ergste? Hij zit er ontspannen bij. Alsof het allemaal logisch is. Alsof het niet anders kan. Alsof Ajax gewoon moet accepteren dat de tijd van grootsheid voorbij is.
Dat is geen realisme, Alex. Dat is opgeven. En daar heeft Ajax geen boodschap aan. Men haalt voorlopig opgelucht adem in Eindhoven en Rotterdam. En zelfs in Alkmaar ruiken ze nu bloed.