Laatst hoorde ik Mikos Gouka in de AD Voetbalpodcast een interessante analyse maken. Het ging over Jan van den Bergh, die voor de tweede keer zijn neus brak. Voor NAC Breda-supporters is Van den Bergh een cultheld. Het verhaal luidde daarom ook: ‘Van den Bergh weigert operatie voor het clubbelang.’ Gouka merkte terecht op dat zoiets makkelijk geschreven wordt als het om een geliefde speler gaat. Maar, voegde hij eraan toe, stel dat Noah Lang hetzelfde was overkomen? Dan was het waarschijnlijk een heel ander verhaal geworden. Misschien wel dat hij onverantwoord bezig was of puur aan zichzelf dacht.
Waarom werkt dit zo? Omdat journalisten, vaak onbewust, verhalen schrijven die passen bij het beeld dat het publiek al heeft. Ons brein werkt volgens psycholoog Daniel Kahneman met twee systemen: systeem 1 is snel, intuïtief en grijpt makkelijk terug op bestaande beelden. Systeem 2 daarentegen is traag, rationeel en zoekt actief naar nieuwe informatie en nuance.
Verantwoordelijkheid
Journalisten hebben hier een grote verantwoordelijkheid. Natuurlijk wil je als journalist gelezen worden, en dat lukt het beste door systeem 1 van je publiek te bedienen: herkenbare verhalen die perfect passen in bestaande frames. Maar het is juist essentieel om af en toe bewust systeem 2 aan te spreken. Juist om te voorkomen dat we allemaal blijven hangen in dezelfde stereotypen en makkelijke frames.
Neem Geert Wilders. Iedereen kent het beeld: fel in de Tweede Kamer, polariserend, extreem kritisch op buitenlanders. Dat is het makkelijke verhaal dat altijd klikt en goed verkoopt. Maar wat nou als je eens een verhaal maakt over zijn zachtere kant? Wat doet hij eigenlijk voor zijn familie, hoe gaat hij om met vrienden, waar maakt hij zich privé zorgen om? Dat zijn verhalen die niet meteen kloppen met het bestaande beeld, maar die wél zorgen dat je publiek scherper blijft kijken.
De kritiek die sommige journalistiek tegenwoordig vaak krijgt, is precies hierop gebaseerd: journalistiek lijkt steeds vaker op marketing. Verhalen worden gekozen omdat ze makkelijk scoren, niet omdat ze inhoudelijk relevant zijn. Daarmee verlies je als journalist uiteindelijk de kern van je vak: het publiek uitdagen, informeren, en aanzetten tot nadenken. In het AD stond een verhaal met de meeste gezichtsbeharing allertijden. Hebben we daar iets aan?
Dit zie je bijvoorbeeld ook heel duidelijk bij berichtgeving over Donald Trump. De media worstelen met een dilemma: verhalen die bevestigen wat mensen al van Trump vinden, worden massaal gelezen. Zowel links als rechts profiteren van de voortdurende stroom aan clicks die Trump oplevert. Maar hiermee versterken ze ook voortdurend bestaande frames, waardoor nuance verloren gaat.
Daarom geloof ik sterk in media zoals De Correspondent en Follow the Money, die bewust niet afhankelijk zijn van clicks en advertenties. Zij geven ruimte aan verhalen die systeem 2 aanspreken en daarmee écht iets toevoegen aan onze kennis en ons begrip van de wereld.
Journalisten moeten zich ervan bewust zijn dat ze niet alleen maar kunnen varen op wat hun publiek al denkt of wil horen. Als journalist heb je ook een verantwoordelijkheid om mensen nieuwe perspectieven te bieden, verrassende invalshoeken te zoeken en daarmee bij te dragen aan een beter geïnformeerd publiek. Dat betekent soms tegen de stroom ingaan, je eigen ideeën kritisch toetsen en je afvragen of je niet te makkelijk meegaat in bestaande aannames. En ja, de vraag of je dat nog doet, is ook relevant voor de stukjesschrijver uit de buurt van Utrecht.

Juist dat zou elke journalist moeten nastreven: niet meegaan in gemakkelijke frames, maar verhalen schrijven die breder zijn, uitdagender en verrassender. Dat is waar journalistiek uiteindelijk echt om draait.