Jack van Gelder vertelde in ‘De Oranjebabbelshow over niets’ dat het niet zo goed gaat met Leo Beenhakker. De rechts van het midden spelende ‘Oempa Loempa-tokkie’ vertelde dat hij Leo opbelde vanwege zijn verjaardag en dat Leo zei dat hij een beetje eenzaam was en dat het niet goed ging. Hij sprak niet zoveel mensen meer en in lunchen had hij ook geen zin.
Het stemde me wel een beetje verdrietig. Overal in de wereld gewerkt met de kleurrijkste figuren van de wereld, altijd zaten journalisten op zijn quotes te wachten en nu had niemand eigenlijk meer vragen aan de 82-jarige oud-trainer. Ik volgde na het lezen van dit stukje maar een beetje de Gijp-methode en ging oude Beenhakker-filmpjes kijken, veel met Harry Vermeegen samen die verschrikkelijk is als boomer-commentator, maar nog stiekem wel een beetje grappig.
Tijdens het kijken van die video’s kwam ik op een idee. Leo Beenhakker was namelijk echt meesterlijk met de pers, misschien nog wel beter dan Arne Slot. Veel mensen in de sport zouden iets van hem kunnen leren. Wat hem zo goed maakte?
1. Hij was grappig
Qua taalgebruik had Beenhakker iets grappigs en unieks.Zo zei hij tegen een verslaggever na een vraag ooit: ‘Kom je uit een ei, lieve jongen?’ Ook zei hij na de slechte ontvangst van het bestuur bij Lazio Roma: ‘Het lijkt me een goed plan om ze te ontvangen in Pieterburen, dan leren ze nog wat manieren.’
2. Hij was aardig
Er staan veel filmpjes op YouTube van Harry die hem vragen stelde tijdens het WK van 1990 wat natuurlijk een verschrikkelijk toernooi was. Maar toch bleef hij altijd geduldig antwoord geven. ‘Harry, we hebben de dezelfde achtergrond, namelijk een paar jaar lagere school, maar toevallig is het zo verdeeld dat ik de opstelling maak. Laten we dat dan zo houden.’
3. Hij bouwde een band op met journalisten
Wat Beenhakker wel had (en Slot later perfectioneerde) en bijvoorbeeld Van Gaal niet is dat hij journalisten nog wel eens inzette om vooruit te komen in het leven. Je kunt immers wel star zeggen dat alle media raar zijn, maar Beenhakker gebruikte hen wel eens om zijn punt te maken. Dan zuchtte hij diep en gaf de verslaggever een leuke quote. Verslaggever blij, publiek blij en Leo had ook gelachen.
4. Hij was uitgesproken
Beenhakker was nooit bang om iets te vertellen. Zo vertelde hij bijvoorbeeld dat hij dat gedoe met het Friese volkslied bij SC Heerenveen maar onzinnig vond. Natuurlijk maakte hij dan geen vrienden, maar hij kwam er altijd mee weg. ‘Misschien vindt de voorzitter van Roda het leuk om voortaan voor de wedstrijd een rondje te lopen in een tangaslip. Moeten we dat dan ook gaan doen?’
Qua sportmedia kan je dus van Beenhakker leren dat je de relatie met journalisten kan gebruiken om vooruit te komen in het leven. De trainer is daarin altijd het belangrijkste en Beenhakker had zoveel boerenslimheid daarin en dat bracht me op een idee. Stel dat ik Marieke Derksen een mailtje stuur met het idee om een boek te maken met Leo Beenhakker, een soort Sportmediahandboek waarmee sporters, bestuurders en journalisten kunnen leren hoe je handig met media omgaat. Ik ga wekelijks even langs bij Don Leo om hem te vragen hoe hij dat aanpakt en interview ook journalisten die met hem te maken hadden. Leo heeft misschien een aardig project, de sportwereld kan er iets van leren en de opbrengst gaat naar de Stichting Eenzame Ouderen.