Voor een verhaal sprak ik met Thomas Bruining. Misschien kennen jullie hem niet, maar hij is dus producent van verschillende theatershows. Op een dag bedacht hij: die podcasts hebben wel een heel erg trouw publiek, zou er niet een theaterzaal te vullen zijn met de echte fans?
Dat lukte hem bijvoorbeeld in het geval van De Krokante Leesmap – de podcast van Marcel van Roosmalen, Roelof de Vries en Noortje Velthuizen – heel goed. Zij bouwden in de korte tijd (inmiddels heet de show Radio Romano en is ie alleen via Podimo te beluisteren) een fors publiek op en een groot gedeelte van dat publiek kocht met liefde een kaartje.
Dat je met een bepaald format een trouw publiek kan opbouwen vind ik een onderschat fenomeen in de sportmedia. Toevallig las ik iets over het afscheid van Bart Nijman bij GeenStijl en dan weet je dat mensen enorm veel behoefte hebben aan clubjes die ze kunnen volgen, waar ze bepaalde opvattingen mee delen en die ze kunnen volgen. Micha Wertheim zei het al: wij hebben allemaal behoefte aan een grote gemene deler, aan iets waar we bij horen.
Hoe krijg je dat clubgevoel er een beetje in?
1. Vaste gezichten
Bij GeenStijl hebben de schrijvers natuurlijk vaste bijnamen in de categorie Pritt Stift, Van Rossem en Fleischbaum. Voor de lezers zijn dat de grote helden, ze lezen die stukken met veel plezier en herkennen hun manier van schrijven en opvattingen goed.
2. Een soort centrale gedachte
Je leest daar altijd over, media moeten een eigen gezicht hebben, een soort rode draad, maar in de praktijk valt dat altijd een beetje tegen. Ik tik al een jaar of 20 stukjes, maar ik hoor hoofdredacteuren daar eigenlijk nooit over. En toch werkt het: Quote is het bijtertje onder de bladen, GeenStijl is wat rechts van de Telegraaf en De Correspondent heeft een hoog bakfiets- in-Houten-gevoel. Dat mis ik wel een beetje bij de sportmedia hoewel er wel pogingen worden gedaan. VI is het vakblad van de voetbalwereld, FC Afkicken zet de voetballers centraal en bij Helden zien ze de sporters – onterecht – als een soort goden. Je moet ervan houden.
3. Lekker veel metacommunicatie
Niet alle journalisten willen er in mee, maar het is toch de tijd van de metacommunicatie. Kijk maar eens naar De Bankzitters, de mannen die groot zijn op YouTube. Bij die gasten gaat het best vaak nergens over, maar ook over zichzelf. Als je dat kan combineren met een beetje inhoud heb je goud in handen. Je kan een schrijver of interviewer waarderen om zijn of haar werk, maar het is toch leuk om een kijkje achter de schermen te krijgen? Waarom laat je niet gewoon dagelijks de redactievergadering zien, uit welke gezinnen komen die makers eigenlijk en wie is er bevriend met wie?
Ik kan me nog herinneren dat Sportweek op de markt kwam ergens in de vorige eeuw. Die mannen probeerden VI te slopen en schreven vaak columns over zichzelf en wat ze allemaal meemaakten. In mijn hoofd ontstond een mooie club van opstandige journalisten die het allemaal anders gingen doen. Ze misten daar totaal de stap naar digitaal, maar hadden wel de potentie om de combinatie inhoud en een verslag van het eigen leven groot te maken.
Stel dat morgen Nike, Heineken 0,0, Google, Mediahuis en Tonny Media ons bellen met de vraag: wij hebben een potje met geld en aan jullie de opdracht om een nieuw medium te bouwen. Dan zal ik beginnen met de drie bovenstaande zaken in te vullen: er moeten vaste gezichten komen met een verhaal, er moet een centrale gedachte zijn, misschien wel een soort vijand zelfs en je moet eigenlijk constant het medium kunnen volgen via social media, YouTube en podcasts.